Het EU kompas: navigeren door de Europese wetgeving

In de maand voor de Europese Parlementsverkiezingen hebben ze in Brussel niet stil gezeten en zijn er nog een groot aantal wetten gepubliceerd. Over veel van deze wetten bestond al eerder een akkoord. Zo was er ten aanzien van de wetgeving uit het EU-migratie- en asielpact al in december 2023 groen licht vanuit de trialoog en gingen het Europees Parlement op 10 april en de Raad op 14 mei definitief akkoord met de wetsteksten. Het Europese migratie- en asielpact betreft ook het merendeel van de gepubliceerde wetgeving in de afgelopen maand. In totaal is de stand van de maand mei: vijf richtlijnen en negentien verordeningen (exclusief commissieverordeningen).

In het onderstaande overzicht zijn de belangrijkste elementen van de wetgeving uitgelicht en waar relevant de gevolgen voor de Nederlandse wetgeving.

  • Richtlijn (EU) 2024/1385 bevat minimumregels om geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te bestrijden. De richtlijn is een aanvulling op andere richtlijnen (de richtlijnen 2011/36/EU, 2011/93/EU en 2012/29/EU) die algemenere regels bevatten tegen geweld, waarbij deze richtlijn in meer specifieke regels voorziet. Om dit doel te bereiken wordt vereist dat bepaalde handelingen strafbaar worden gesteld en dat daar bepaalde maximumstraffen aan worden gekoppeld. Daarnaast voorziet de richtlijn in bepaalde rechten voor slachtoffers en moeten de lidstaten maatregelen treffen om bescherming en ondersteuning te bieden aan slachtoffers. Om aan de minimale eisen van de richtlijn te voldoen worden in ieder geval aanpassingen in het Wetboek van Strafrecht verwacht. Op decentraal niveau worden wijzigingen in de uitvoering verwacht, bijvoorbeeld in trainingen en nazorg.

  • De Richtlijnen (EU) 2024/1499 en (EU) 2024/1500 bevatten minimumregels met betrekking tot nationale gelijke behandelingsinstanties (in Nederland: het College voor de Rechten van de Mens). Dit zijn organisaties die advies en bijstand geven aan slachtoffers van discriminatie en de overheid adviseren over de aanpak van discriminatie. De lidstaten waren al verplicht om zo een instantie in te stellen, maar nu worden de eisen omtrent onafhankelijkheid, budget en bevoegdheden aangescherpt. In Nederland worden op basis hiervan geen grote wijzigingen verwacht. De belangrijkste wijziging lijkt dat de bevoegdheid van het College voor de Rechten van de Mens uitgebreid wordt voor zaken met betrekking tot gelijke behandeling van vrouwen en mannen bij de sociale zekerheid.

  • Richtlijn (EU) 2024/1438 gaat over de herziening van regels in vier richtlijnen die betrekking hebben op ons ontbijt. Het betreft een wijziging van de regels over de samenstelling en de etikettering van honing, vruchtensappen, vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, en bepaalde geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk. De wijzigingen in deze ‘ontbijtrichtlijnen’ zijn een uitwerking van de ‘van boer tot bord’-strategie waarbij de consument betere keuzes moet kunnen maken door een goede informatieverschaffing en aanpassingen in de samenstelling van producten. Het ziet onder andere op de informatie over landen van oorsprong van honing en de hoeveelheid suikers in vruchtensappen, verhoging van het minimumgehalte aan vruchten in jam en extra jam en wordt productie van lactosevrije gedehydrateerde melkproducten toegestaan. Deze herziening zal onder meer tot wijzigingen leiden in de Warenwetbesluiten honing, vruchtensappen, verduurzaamde vruchtenproducten en zuivel.

  • Verordening (EU) 2024/1468 wijzigt de goede landbouw- en milieucondities (GLMC-voorwaarden) en regels over de nationale strategische landbouwplannen. De wijzigingen moeten een lastenverlichting voor boeren meebrengen. De lidstaten krijgen onder andere de mogelijkheid om de GLMC-voorwaarden aan te passen bij bijzondere weersomstandigheden. Daarnaast worden boerenbedrijven die een subsidie ontvangen voor een gebied van minder dan 10 hectare vrijgesteld van bepaalde conditionaliteitscontroles en -sancties.

  • In mei zijn er vier verordeningen aangenomen met sancties tegen Rusland, Iran en Syrië. In Verordening (EU) 2024/1485 zijn nieuwe sancties opgenomen tegen Rusland, waarbij lidstaten de verplichting hebben om deze te effectueren en een autoriteit aan te wijzen die een vergunning kan verlenen om toe te staan dat goederen of geld geleverd mogen worden aan bepaalde (rechts)personen in Rusland. In Verordening (EU) 2024/1469 zijn wijzigingen van Verordening (EU) nr. 833/2014 opgenomen, die door de directe werking van de verordening rechtstreekse verplichtingen meebrengen voor centrale effectenbewaarinstellingen (bijv. Euroclear Nederland). Deze instellingen hebben de verplichting wanneer zij meer dan € 1 miljoen aan Russische staatsactiva en -reserves aanhouden, uit de nettowinst hiervan 99,7% aan de EU te leveren. Van die bijdrage aan de EU mogen zij 10% voorlopig inhouden om te voldoen aan wettelijke kapitaal- en risicobeheervereisten. Uit de verordening volgt verder dat de ontvangen winsten geïnvesteerd worden in de ondersteuning van het Oekraïense leger en voor de wederopbouw van Oekraïne. Met Verordening (EU) 2024/1338 worden ook aanvullende sancties opgelegd tegen Iran, in verband met de steun aan Rusland. De sancties zien onder andere op de bevriezing van tegoeden en een exportverbod van onderdelen voor drones. De sanctieverordening met betrekking tot Syrië is gewijzigd door Verordening (EU) 2024/1497 en bevat vrijstellingen. Deze hebben betrekking op de verbodsbepalingen en voorzien in de mogelijkheid om tegoeden beschikbaar te stellen voor humanitaire bijstand in Syrië.

Asiel en migratie

  • Verordening (EU) 2024/1351 (de asiel- en migratiebeheer verordening) bevat regels over het asiel- en migratiebeheer en is de opvolger van de Dublinverordening. In de verordening wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van een asielverzoek. Daarnaast bevat het ook een solidariteitsmechanisme. Met dit mechanisme kunnen lidstaten solidariteit tonen aan lidstaten die te maken hebben met migratiedruk. Een lidstaat kan solidariteit tonen door herplaatsing naar de eigen lidstaat, financiële bijdragen (ook m.b.t. derde landen) of alternatieve solidariteitsmaatregelen (bijv. voor capaciteitsopbouwprojecten). Of er sprake is (van een risico) van migratiedruk of een significante migratiesituatie wordt beoordeeld door de Commissie. Daarbij kan een lidstaat aangeven dat zij zichzelf beschouwt als lidstaat onder migratiedruk, wat vervolgens door Commissie beoordeeld wordt of dit daadwerkelijk het geval is. Met deze verordening moeten waarschijnlijk de Vreemdelingenwet, -besluit, en -circulaire en het Voorschrift Vreemdelingen gewijzigd worden. Tevens wordt verwacht dat met deze strengere regels en de mogelijkheden op uitkoop minder opvangplekken nodig zijn in Nederland.

  • Verordening (EU) 2024/1359 (crisisverordening) reguleert de Europese aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel. De verordening is een aanvulling op de asiel- en migratiebeheer verordening met verschillende (tijdelijke) solidariteits- en ondersteuningsmaatregelen in geval van crisis of overmacht. In deze verordening wordt crisis bepaald door een aantal objectieve parameters, waarbij het gaat om een instroom van personen die irregulier inreizen of via een zoek- en reddingsoperatie op zee binnen de landsgrens komen. Daarnaast is er ook sprake van crisis bij de instrumentalisering waarbij derdelanders als instrumenten worden gezet (bijv. door Wit-Rusland bij de Poolse grens). Het gaat daarbij om de verhouding van die instroom met onder meer de totale populatie en het bbp van een lidstaat. Wanneer er sprake is van zo een situatie in een lidstaat wordt er op de solidariteit van andere lidstaten gebouwd om ondersteuning te bieden (waarbij de lidstaten wordt vrijgelaten welke bijdrage zij leveren). De verwachting is dat om aan de verordening te voldoen de Vreemdelingenwet 2000 aangepast zal moeten worden.

  • Verordening (EU) 2024/1358 (Eurodacverordening) bevat een wijziging van de regels met betrekking tot het Europese centrale systeem dat een geautomatiseerde centrale databank beheert met gegevens zoals, biometrische gegevens en kopieën van identiteits- of reisdocumenten (Eurodac). Het systeem wordt gebruikt voor onder meer de uitvoering van de asiel- en migratiebeheer verordening, zodat derdelanders geïdentificeerd kunnen worden en gegevens vergeleken kunnen worden voor de rechtshandhaving (bijvoorbeeld of iemand een bedreiging vormt voor de binnenlandse veiligheid). Eurodac bestaat al sinds 2000 en is eerder gewijzigd in 2013. Een belangrijke wijziging is dat nu niet alleen vingerafdrukken in het systeem staan, maar ook andere biometrische kenmerken zoals gezichtsherkenning. Aanvullend voorziet de verordening daarbij ook in uitgebreidere waarborgen ter bescherming van persoonsgegevens.

  • Verordening (EU) 2024/1356 (screeningverordening) bevat regels over de screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen van Europa. Het gaat daarbij om het versterken van het toezicht aan de buitengrenzen en een beoordeling of personen een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. De screening is beperkt tot personen die niet voldoen aan de voorwaarden in de Schengengrenscode en daarmee onrechtmatig de EU binnenkomen en personen die illegaal de grens zijn overschreden. Voor een deel gelden de bepalingen in de verordening rechtsreeks, maar voor een deel is ook uitwerking binnen Nederland vereist. Zo moet er worden voorzien in een onafhankelijk toezichtmechanisme op de naleving van de grondrechten van derdelanders. Daarnaast is het aan de lidstaten om regels te stellen (over detentie) om onderduiking door derdelanders ten tijde van de screening te voorkomen. De verwachting is dat in ieder geval de Vreemdelingenwet 2000 aangepast moet worden.

  • Verordening (EU) 2024/1352 is een aanpassingsverordening in verband met de nieuwe screeningregels. In deze verordening wordt met name geregeld dat de gegevens van derdelanders die gescreend worden gecontroleerd moeten worden in het Europees Strafregistersysteem voor derdelanders (Ecris-TCN). De nationale screeningsautoriteiten verkrijgen daartoe een verwerkingsgrondslag in de verordening.

  • Verordening (EU) 2024/1348 (asielprocedureverordening) zet de procedurerichtlijn om tot een verordening. Het gaat daarbij om een uniforme procedure voor de toekenning en intrekking van internationale bescherming in de EU. De harmonisatie moet bewerkstelligen dat secundaire bewegingen van personen (tussen de lidstaten) beperkt blijft. De verordening is van toepassing op verzoeken in de zin van de kwalificatieverordening, maar lidstaten mogen die ook uitbreiden tot verzoeken die buiten de reikwijdte van de kwalificatieverordening vallen. De regels over de asielprocedure zien onder andere op stroomlijning van de termijnen binnen de procedure (beslissing binnen twaalf weken), de rechten en verplichtingen van verzoekers en de gevolgen van niet-nakoming van die verplichtingen. Lidstaten hebben wel de mogelijkheid om het recht van de verzoeker om tijdens de procedure op het grondgebied te blijven te beperken wanneer zij een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of de openbare orde. Bovendien biedt de verordening de lidstaten de mogelijkheid om in bepaalde situaties voor verzoekers gunstigere bepalingen in te voeren of te behouden (zie de Adviesraad Migratie over de facultatieve bepalingen). Tenslotte vereist de verordening dat de lidstaten een toereikende opvang- en personeelscapaciteit moeten hebben. Deze capaciteit wordt jaarlijks berekend door de Commissie aan de hand van het aantal niet-reguliere grensoverschrijdingen in de afgelopen drie jaar en deze in verband te brengen met het aantal van deze grensoverschrijdingen in de hele EU. De capaciteitsverplichting ziet er met name op dat de lidstaat wanneer de capaciteit is bereikt niet langer verplicht is om verzoeken van asielzoekers afkomstig uit een land te behandelen waarvoor het inwilligingspercentage van asielverzoeken 20% of lager is. Om aan de verordening te voldoen zal onder andere de Vreemdelingenwet 2000 gewijzigd moeten worden.

  • Verordening (EU) 2024/1349 bevat de regels over de terugkeer van derdelanders van wie op grond van de procedureverordening het verzoek om asiel is afgewezen. Wanneer de asielaanvraag is afgewezen kunnen deze regels voor de terugkeer meteen worden toegepast. Tevens bevat de verordening regels voor crisissituaties, waardoor in die situatie afwijkingen van de regels mogelijk zijn, zoals langere beslistermijnen voor de behandeling in een grensprocedure. De verwachting is dat in ieder geval de Vreemdelingenwet 2000 aangepast zal moeten worden.

  • Verordening (EU) 2024/1347 (kwalificatieverordening) zet de kwalificatierichtlijn om tot een verordening. Het gaat daarbij om de criteria die lidstaten moeten hanteren om te beoordelen of een asielzoeker in aanmerking komt voor een vluchteling status of subsidiaire bescherming. Daarnaast bevat het regels over de rechten van personen die in aanmerking komen van een van beide statussen. In de verordening worden die criteria aangescherpt zodat in alle lidstaten de kansen op een verblijfsvergunning en de daaraan verbonden rechten gelijkwaardig zijn. Voor gezinshereniging wordt aan lidstaten de mogelijkheid geboden om dit recht uit te breiden tot naaste verwanten, zoals broers en zussen, en gehuwde minderjarigen. Ten aanzien van de sociale bijstand mogen lidstaten vereisen dat personen met een asielvergunning actief moeten integreren door deelname aan integratiemaatregelen om die bijstand te verkrijgen. Met de verordening zullen de Vreemdelingenwet 2000, -besluit, en -circulaire en het Voorschrift Vreemdelingen gewijzigd moeten worden.

  • Richtlijn (EU) 2024/1346 (herziene opvangrichtlijn) ziet op de vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (onderdanen van derde landen en staatlozen) en is een herschikking van Richtlijn 2013/33/EU. Met de herschikking worden echter ook een aantal aspecten gewijzigd, zo worden de normen voor de opvangvoorzieningen voor verzoekers om internationale bescherming geharmoniseerd, waaronder dat een verzoeker een dagvergoeding moet krijgen. De lidstaten mogen daarbij uiteraard wel gunstigere bepalingen inzake opvangvoorzieningen vaststellen of aanhouden. Daarnaast biedt de richtlijn de mogelijkheid om bepaalde voorwaarden te stellen aan de bewegingsvrijheid van een derdelander in Nederland. Verder stelt de richtlijn normen met betrekking tot de te verstrekken documenten en de toegang van verzoekers tot de arbeidsmarkt. De verwachting is dat voor de omzetting van deze richtlijn, onder andere, de Vreemdelingenwet 2000 en de Wet arbeid vreemdelingen. Een deel van de wijzigingen zullen ook effect hebben op gemeentelijk niveau, door de eisen die gesteld worden aan de opvang.

  • Verordening (EU) 2024/1350 (EU-hervestigingskader) bevat een uniekader voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden. De verordening heeft een lange weg afgelegd, de commissie kwam namelijk al in 2016 met dit voorstel. In de verordening zijn uniforme procedures en criteria opgenomen voor het selecteren of uitsluiten van kandidaten voor hervestiging vanuit derde landen naar een lidstaat. Binnen dit kader blijven de lidstaten bevoegd om te beslissen of en hoeveel vluchtelingen zij willen hervestigen. Voor het hervestigen en dus opnemen van een vluchteling krijgen zij per hervestigde vluchteling een financiële tegemoetkoming van € 10.000, - vanuit het (Europese) Fonds voor asiel, migratie en integratie. Naar verwachting zullen de Vreemdelingenwet 2000, -besluit, en -circulaire gewijzigd moeten worden.

Vorige
Vorige

Motie vreemd en vreemder

Volgende
Volgende

Uitzonderingen voor de overheid in de Cyberbeveiligingswet