De Brusselse wettenfabriek

Op 6 juni 2024 vinden de Europese Parlementsverkiezingen plaats. Dan mogen wij 31 parlementariërs kiezen die ons vertegenwoordigen in het Europees Parlement. Door de jaren heen heeft het Europees Parlement zich tot een volwaardig parlement ontwikkeld, met een belangrijke wetgevings-, begrotings- en controlebevoegdheid. Op dit eerste onderdeel wil ik verder aanhaken. Het Parlement is bij het grootste deel van de EU-wetgeving betrokken als medewetgever naast de Raad van de Europese Unie (de ministers die de regering vertegenwoordigen). Tezamen met de Europese Commissie, die de Europese wetsvoorstellen presenteert, vormen zij de Brusselse wettenfabriek.  

Hoeveel wetgeving komt er nou vanuit Brussel, waar gaat het over en wat betekent het voor Nederland? Vanuit mijn interesse en expertise wil ik regelmatig duiding geven over deze vragen en daarbij een inzicht geven over wat er in Den Haag (of eventueel door gemeente, provincie of waterschap) nog geregeld kan worden.  

 In april van dit jaar zijn er zes richtlijnen en twaalf verordeningen (exclusief commissieverordeningen) aangenomen. Van die twaalf verordeningen zijn er drie afkomstig van de Raad en negen van de Raad samen met het Europees Parlement. Een nadere beschouwing laat zien dat de wetgeving inhoudelijk maar beperkt nieuwe terreinen beslaat. Met al die wijzigingen wordt EU-wetgeving up-to-date gehouden door onder andere aanpassingen in het licht van digitalisering, duurzaamheid en de geopolitieke situatie van de EU. Alleen de wetgeving over strategische rechtszaken tegen publieke participatie en over mediadiensten op de interne markt raakt onderwerpen die een nieuw terrein beslaan.   

In het onderstaande overzicht zijn de belangrijkste elementen uitgelicht, waarbij de vormgeving en inhoud zich in komende bijdragen nog zal ontwikkelen. 

 

Hervorming van het Europees economisch beleid 

Deze maand is een pakket van drie wetten aangenomen die zien op een hervorming van het Europees economisch beleid. Het pakket aan regels ziet deels op een consolidatie en verduidelijking van de procedurele regels die hun werking vinden binnen het Europees Semester (jaarlijkse cyclus van economische en budgettaire beleidscoördinatie tussen de lidstaten en de EU).  

Ten eerste wijzigt Verordening (EU) 2024/1263 de jaarlijkse verplichting van de lidstaten om een nationaal hervormingsprogramma op te stellen naar een verplichting om een meerjarig plan, in principe voor vier jaar (de regeerperiode), bij de Europese Commissie en de Raad in te dienen. Op nationaal niveau moet daardoor de huidige wijze van rapporteren door het kabinet aan de Commissie en Raad gewijzigd worden om dit in overeenstemming te brengen met deze herziene regels.  

Ten tweede is de verordening over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten gewijzigd door Verordening (EU) 2024/1264. Dit ziet op de begrotingen van de lidstaten in de EU, en vormt een onderdeel van een bredere hervorming van het kader voor het economische beleid in de EU. En dat begrotingstekort is een heikel punt (geweest) in de formatie. Deze wijziging verandert niets aan de 3% regel (een begrotingstekort mag niet hoger zijn dan 3% van het BBP), maar verduidelijkt wel dat een hoger tekort soms gerechtvaardigd kan zijn. Bij een overschrijding van het begrotingstekort dient de Commissie een verslag uit te brengen. In dit verslag kan de Commissie vanaf heden gestegen overheidsinvestering in defensie meewegen als factor om te beoordelen of een lidstaat de tekort- en schuldcriteria naleeft. Maar ook hogere kosten die terug te leiden zijn tot hervormingen en investeringen op basis van de landspecifieke aanbevelingen (van de Raad over het economisch, budgettair, werkgelegenheids- en structuurbeleid van de lidstaat) en in verband met de groene en digitale transitie zijn relevante factoren bij de beoordeling van het begrotingstekort (die daarmee een tekort kunnen rechtvaardigen). In ieder geval is de verwachting dat hierdoor de Wet houdbare overheidsfinanciën gewijzigd zal worden. 

Ten derde is de richtlijn betreffende voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten gewijzigd door Richtlijn (EU) 2024/1265. De kern van deze wijziging is de rol van onafhankelijke begrotingsinstellingen die in de lidstaten moeten worden opgericht en de eisen die aan nationale begrotingskaders worden gesteld. Hier kunnen dus voor 1 januari 2026 nieuwe ontwikkelingen verwacht worden met betrekking tot het Nederlandse begrotingsbeleid

 

Strategische autonomie 

Binnen de Europese Unie is in de afgelopen jaren de strategische autonomie van Europa een belangrijk onderwerp geworden. In dit verband is met Verordening (EU) 2024/1252 een kader vastgesteld waarmee de toegang tot grondstoffen beschermd moet gaan worden. Een onderdeel daarvan is het vaststellen van een lijst van strategische en kritieke grondstoffen, zoals koper, lithium en helium. Van de lidstaten wordt, onder andere, verwacht dat ze een centraal contactpunt oprichten of aanwijzen. Deze contactpunten moeten projectontwikkelaars van door de Europese Commissie erkende projecten inzake kritieke grondstoffen helpen bij (reeds bestaande) nationale vergunningsprocedures. Daarnaast wordt van lidstaten verwacht dat ze een nationaal programma opstellen voor algemene exploratie van kritieke grondstoffen en mineralen, en dat ze nationale maatregelen treffen om circulariteit te bevorderen (met als doel om de noodzaak om nieuwe grondstoffen te delven te verlagen). Deze verplichtingen zullen, onder andere, effect hebben op de regelgeving over ruimtelijke ordening en vergunningverlening en ook doorwerken op decentraal niveau (alhoewel de aanwezigheid van kritieke grondstoffen in Nederland beperkt is). 

 

Strafrechtelijke gegevensuitwisseling tussen autoriteiten van de lidstaten 

Met Verordening (EU) 2024/982 (Prüm II-verordening) wordt beoogd om de strafrechtelijke samenwerking in de EU te vergroten. In de verordening worden voorwaarden en procedures uiteengezet voor de geautomatiseerde bevraging van DNA-profielen, dactyloscopische gegevens, bepaalde voertuigregistratiegegevens, gezichtsopnamen en politiegegevens tussen bevoegde autoriteiten. Daarnaast bevat de verordening regels voor de uitwisseling van kerngegevens (art. 47 van de verordening noemt o.a. persoonsgegevens, het strafbare feit en het strafzaaknummer) na een bevestigde match met biometrische gegevens. In de verordening wordt ruimte gelaten aan de lidstaten. Zo kan er gekozen worden voor deelname aan de geautomatiseerde uitwisseling van politiegegevens. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om automatische bevraging mogelijk te maken voor de opsporing van vermiste personen in het kader van strafrechtelijke onderzoeken of om humanitaire redenen. Ten slotte geeft het op bepaalde aspecten de ruimte om de verordening in te passen in het Nederlandse recht. 

 

Bescherming van oorsprongsbenamingen voor wijn, gedistilleerde dranken, landbouwproducten en traditionele specialiteiten 

Verordening (EU) 2024/1143 bevat regels over de kwaliteitsregelingen voor een uniforme bescherming van geografische aanduidingen, alsook de invoering van een systeem voor de bescherming van gegarandeerde traditionele specialiteiten en facultatieve kwaliteitsaanduidingen. De registratie van een geografische aanduiding voor een product dient te gaan via de bevoegde autoriteit in de lidstaat. Van de lidstaten wordt verwacht dat ze daarbij een bezwaarprocedure organiseren. Aanvragen kunnen alleen ingediend worden door producentengroeperingen, zijnde een vereniging van producenten van hetzelfde product of dezelfde producten. Op nationaal niveau kan Nederland voorschriften stellen aan deze producentengroeperingen en een systeem van erkenning opzetten.  

 

Sancties voor inbreuken op de tachograafregels (minimumeisen voor minimale onderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden in de sector van het ongeregeld personenvervoer) 

Verordening (EU) 2024/1258 is een reactie op de uitspraak van het Hof van Justitie (C-906/19), welke negatieve consequenties had voor de effectieve uitvoering van Verordening (EU) nr. 165/2014. In die zaak heeft het Hof geoordeeld is dat het verboden is voor een lidstaat om na het vaststellen van een inbreuk op die verordening een sanctie op te leggen indien de overtreding op het grondgebied van een andere lidstaat is begaan. Met deze nieuwe verordening moeten lidstaten wel in staat zijn om zulke inbreuken te sanctioneren, in de zin dat lidstaten de verplichting wordt opgelegd om de nationale autoriteit de bevoegdheid te geven om ook in dit soort situaties te sanctioneren. Voor Nederland worden wetgevingstechnisch weinig veranderingen verwacht

 

Mediavrijheid 

Met Verordening (EU) 2024/1083 wordt beoogd de toegang tot de interne markt voor mediadiensten te verbeteren, door het harmoniseren van regels en daarbij tegelijkertijd de onafhankelijkheid en pluriformiteit van mediadiensten te waarborgen. Binnen dit kader bestaat voor lidstaten wel de mogelijkheid om op nationaal niveau een hoger niveau van bescherming voor de onafhankelijkheid en pluriformiteit te geven door middel van gedetailleerdere of strengere regels. Daarnaast wordt er ruimte gelaten voor nationale wetgeving om concentraties op de mediamarkt te kunnen beoordelen en de invloed daarvan op de onafhankelijkheid en pluriformiteit (binnen de eisen die in de verordening aan deze regels worden gesteld). Verwacht wordt dat in ieder geval de Mediawet 2008 gewijzigd zal worden. 

 

Strategische rechtszaken tegen publieke participatie 

Richtlijn (EU) 2024/1069 beoogt een balans te vinden tussen de goede werking van gerechtelijke civiele procedures en de bescherming van personen betrokken bij publieke participatie in zaken van algemeen belang. Daarmee ziet het onder andere op de bescherming van journalisten om hun waakhondfunctie te vervullen. Deze wetgeving komt deels voort in reactie op de moord van de Maltese onderzoeksjournaliste Daphne Caruana Galizia. De richtlijn bevat minimumvoorschriften voor die bescherming, maar lidstaten mogen voor de betrokken personen (zoals journalisten) gunstigere voorschriften hanteren. Daarbij laat de richtlijn deels de ruimte om de verplichtingen in het nationale recht in te passen, waarbij in het BNC-fiche de verwachting was dat het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gewijzigd zou moeten worden. 

 

Minimum eisen aan strafrechtelijke delicten en sancties bij sanctieverordeningen 

Richtlijn (EU) 2024/1226 geeft minimumvoorschriften voor de definitie van strafrechtelijke delicten en van sancties met betrekking tot de schending van beperkende maatregelen zoals die veelal in Sanctieverordeningen worden vastgelegd. Een voorbeeld daarvan is de eveneens in april gewijzigde sanctieverordening voor Mali. In de richtlijn is een lijst van gedragingen opgenomen die een strafrechtelijk delict moeten vormen in het nationale recht. Het is daarbij aan de lidstaten om te bepalen of gedragingen waarbij het gaat om tegoeden of goederen van minder dan € 10.000 ook strafrechtelijk gesanctioneerd moeten worden. Daarnaast koppelt de richtlijn de genoemde strafrechtelijke delicten aan bepaalde maximum gevangenisstraffen, die in het nationaal recht wel hoger mogen uitvallen. Daarnaast moeten lidstaten maatregelen treffen om bevriezing en confiscatie van de opbrengsten van inbreuken van de verordening mogelijk te maken. Dit laatste vereiste is nu nog zelfstandig opgenomen in de gewijzigde sanctieverordening voor Mali. 

 

Strafrechtelijke milieudelicten 

Richtlijn (EU) 2024/1203 is een modernisering van de minimumeisen die op het gebied van milieurecht gesteld worden aan strafrechtelijke delicten en de sancties daarvan. Hiermee worden de richtlijnen 2008/99/EG en 2009/123/EG vervangen. De richtlijn voorziet daarbij in een aanvulling op de gedragingen die als strafrechtelijk delict aangemerkt moeten worden en wordt de minimumhoogte van die straffen omhoog gesteld. De richtlijn heeft daarnaast ook effect op decentraal niveau, omdat de verplichting bestaat voldoende middelen beschikbaar te stellen voor de handhaving van het milieurecht.  

 

Strafrechtelijke maatregelen bij vermogensbestanddelen 

In Richtlijn (EU) 2024/1260 zijn voorschriften voor het opsporen, identificeren, bevriezen, confisqueren en beheren van goederen in het kader van procedures in strafzaken. De richtlijn is deels een consolidatie van bestaande EU-wetgeving. De richtlijn voorziet daarnaast in minimumharmonisatie, wat betekent dat op nationaal niveau uitgebreidere regels voor bevriezing en confiscatie in de wet opgenomen mogen worden. In dat licht worden weinig wijzigingen van nationale wetgeving verwacht

 

Europese digitale identiteit  

In Verordening (EU) 2024/1183 wordt het Europees kader voor digitale identiteit en voor vertrouwensdiensten herzien. Het belangrijkste nieuwe element in de verordening is de Europese portemonnee voor digitale identiteit. In zo een portemonnee – ook wel id-wallet genoemd- kunnen digitale persoonsgegevens en andere digitale bewijzen worden opgenomen. Voor de lidstaten bestaat nu de verplichting om ten minste één zo een portemonnee aan te bieden, waarbij een lidstaat ervoor kan kiezen om dit zelf te verstrekken. Nederland lijkt voor deze optie te kiezen, mede omdat hiermee afhankelijkheid van grote niet-Europese technologiebedrijven wordt voorkomen. Bij de invulling daarvan worden een aantal voorwaarden gesteld door de verordening, maar wordt ook ruimte gelaten aan de lidstaat. Voor Nederland worden wijzigingen verwacht in, onder andere, de Wet digitale overheid, Paspoortwet, Wegenverkeerswet en voor vertrouwensdiensten de Telecommunicatiewetwet. 

 

Verzamelen en delen van gegevens door onlineplatforms voor kortetermijnverhuur  

Voor de onlineplatforms voor kortetermijnverhuur van accommodaties zoals we dit kennen van Airbnb en Booking worden door Verordening (EU) 2024/1028 nieuwe regels gesteld over het verzamelen van gegevens en de gegevensdeling met bevoegde autoriteiten, zoals gemeenten (ten behoeve van het reguleren van toeristische verhuur en de handhaving daarvan). In aanvulling op de regels uit de verordening zelf, kunnen lidstaten aanvullende eisen stellen met betrekking tot nadere informatie en documentatie. Daarnaast moet er worden voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor onder andere overtreding inzake het delen van gegevens. 

 

Aanvraagprocedure voor een verblijfs- en werkvergunning voor derdelanders en het recht op gelijke behandeling 

Richtlijn (EU) 2024/1233 voorziet in een herschikking van richtlijn 2011/98/EU. De richtlijn bevat regels over één enkele aanvraagprocedure voor de verstrekking van een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te werken en in rechten van werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven. De richtlijn bevat deze rechten van werknemers ook in reactie op de uitspraak van het Hof van Justitie (C-302/19), waar werd geoordeeld dat het recht op een socialezekerheidsuitkering niet geweigerd mag worden om redenen die niet op gelijke wijze voor zijn onderdanen gelden, en daarmee in strijd zijn met de gelijke behandeling. De richtlijn geeft nu aan onder welke omstandigheden gelijke behandeling absoluut geldt en waar de lidstaten hieraan beperkingen mogen stellen. Daarnaast moet een lidstaat voorzien in effectieve rechtsbescherming voor werknemers uit derde landen. Deze verplichtingen zullen, onder andere, tot aanpassingen van de Wet arbeid vreemdelingen leiden. 

Vorige
Vorige

Uitzonderingen voor de overheid in de Cyberbeveiligingswet

Volgende
Volgende

Checks and balances in de trias