Drie tips voor het omzetten van de inspraakverordening in een participatieverordening
Op 1 januari 2025 treedt de Wet versterking participatie op decentraal niveau in werking. Vanaf dat moment hebben gemeenten twee jaar de tijd om hun inspraakverordening om te zetten in een participatieverordening. In dit blog zetten wij daar drie tips voor op een rij.
Tip 1: begin op tijd
Ja, deze tip is een open deur. Maar naar ons idee is voor het zorgvuldig omzetten van de inspraakverordening in een participatieverordening echt wel twee jaar nodig. De implementatietermijn is dus kort. Nu staat bijvoorbeeld nog in de Gemeentewet dat de gemeenteraad een verordening vast moet stellen die regels bevat over de wijze waarop de gemeente inwoners bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid betrekt. Vanaf 1 januari 2025 wordt dit uitgebreid en moeten gemeenten inwoners ook bij de uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid betrekken. Gemeenten moeten dus vaker, maar ook op andere momenten en over andere onderwerpen met inwoners in gesprek. Het kost tijd om daar vorm en inhoud aan te geven. Ook in de werkprocessen. Verder is het advies van de VNG om eerst participatiebeleid vast te stellen en dan pas een verordening te schrijven. Voor het vaststellen van het beleid is daarbij de suggestie gedaan om te starten met een gesprek tussen leden van de gemeenteraad en het college, maar ook met ambtenaren en inwoners om te bespreken hoe participatie nu verloopt en wat de wensen voor de toekomst zijn. Het organiseren en op een goede manier voeren van dat gesprek kost tijd.
Verder moeten gemeenten in de participatieverordening de voorwaarden voor toepassing van het uitdaagrecht opnemen. Het uitdaagrecht, ook wel right to challenge, is de mogelijkheid voor inwoners én maatschappelijke partijen om de uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen. Voor het opstellen van de participatieverordening is van belang dat het aan gemeenten wordt gelaten om te bepalen onder welke voorwaarden zij het uitdaagrecht willen toepassen en wat onder maatschappelijke partijen moet worden verstaan. Dat levert best wat vragen op. Wil een gemeente bijvoorbeeld alleen gevallen aanwijzen waarin het uitdaagrecht wél kan worden toegepast of juist alleen die gevallen waarin het niet kan? In hoeverre moeten inwoners een verzoek onderbouwen? En krijgen zij daar vanuit de gemeente hulp bij? Ook de invulling van het begrip maatschappelijke partijen vraagt aandacht. Hoe moet volgens een gemeente het maatschappelijke karakter tot uitdrukking komen? En kunnen dit ook ondernemers zijn? Bovendien moeten de plannen voor het uitdaagrecht uitvoerbaar zijn. Dan gaat het bijvoorbeeld om vragen hoe het uitdaagrecht zich verhoudt tot de regels die er rond inkoop zijn? En hoe zit het met de aansprakelijkheid bij de toepassing van het uitdaagrecht? En, meer praktisch, waar kan een verzoek worden ingediend en waar kunnen inwoners met vragen terecht?
Tip 2: maak gebruik van de mogelijkheden van participatie
De manier waarop het nieuwe participatiebeleid of de nieuwe participatieverordening tot stand komt, moet bij voorkeur het schoolvoorbeeld van een goed participatieproces zijn. Niets is zo suf als dat in de gemeenteraad bij het vaststellen van juist deze verordening een discussie ontstaat over de vraag of alle belangen wel in beeld gebracht zijn gebracht en of inwoners wel goed zijn gehoord. Zorg er dus in elk geval voor dat de inwoners bij de totstandkoming van het nieuwe participatiebeleid en de participatieverordening betrokken zijn. Wij zouden echter adviseren om verder te gaan dan dat. De manier waarop het participatiebeleid en de participatieverordening tot stand komt biedt een mogelijkheid om de toon te zetten. Zorg ervoor dat de participatie op een ‘voorbeeldige’ manier is gedaan. Volsta niet met een informatieavond of inspraak, maar maak er echt werk van. Bepaal vooraf wie betrokken moeten zijn en hoe je dat het beste zou kunnen doen. Denk daarbij ook aan anderen dan the usual suspects en ondersteun bijvoorbeeld de inwoners die (nog) niet bekend zijn met de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op vraagstukken binnen de gemeente. Kortom, maak je participatieproces inclusief en probeer verschillende participatievormen in het proces uit. Een enquête die onder de aandacht wordt gebracht via een filmpje op Tiktok levert andere input op dan een informatiestandje op de markt. Tot slot is het goed om vast te leggen hoe je te werk bent gegaan. Dit geeft de gemeenteraad een beeld als de verordening wordt vastgesteld, maar biedt ook inspiratie voor de implementatie.
Tip 3: durf onconventioneel te zijn
Het participatiebeleid en de participatieverordening moet zowel inwoners als ambtenaren en leden van het college en de gemeenteraad stimuleren om de samenwerking met elkaar op te zoeken. Bovendien is het belang van het managen van verwachtingen bij participatie groot. Tegen die achtergrond kan het aanbeveling verdienen om de verordening wat anders vorm te geven dan andere verordeningen. Zo nemen sommige gemeenten een doel in de verordening op. Bij het doel kan worden gedacht aan het vergroten van de kwaliteit van het lokale democratisch proces, het versterken van de samenwerking tussen de gemeente en inwoners, ondernemers en maatschappelijke partijen, het mogelijk maken van een meer zorgvuldige belangenafweging in de besluitvorming of all of the above.
We kunnen ons ook voorstellen dat de wens bestaat om een startpunt voor het participatiebeleid en de participatieverordening te kiezen en de mogelijkheden voor participatie dan gaandeweg te ontwikkelen. Als dat het geval is, dan kan het wellicht helpen een bepaling in de verordening op te nemen waarin is geregeld dat het college periodiek een experimenteerprogramma vaststelt waarin het college voor de komende tijd vastlegt welke nieuwe participatievormen zullen worden uitgeprobeerd en welke doelgroepen nog nadrukkelijker bij de participatie zullen worden betrokken.
Verder is voor een goede samenwerking met inwoners van belang dat de gemeente de inwoners met een open vizier tegemoet treedt. Zonder bijvoorbeeld transparantie en vertrouwen van de gemeente komt er niet veel terecht van effectieve participatieprocedures. In de verordening zou in dat kader dus ook een bepaling kunnen worden opgenomen die ziet op de houding en het gedrag van leden van de raad en het college, maar ook van ambtenaren. Dit kan helpen om het belang van participatie en dus een duurzame samenwerking onder de aandacht van de gemeentelijke organisatie te brengen. De wethouder van de gemeente Utrecht die voor participatie verantwoordelijk is heeft daar in een artikel in Binnenlands Bestuur ook expliciet aandacht voor gevraagd.
Bonustip: beter goed gejat dan slecht bedacht
Voor de lezers die doorzetten hebben we tot slot nog een bonustip: kijk vooral naar de invulling die andere gemeenten aan de participatieverordening hebben gegeven. Dit geeft een goed beeld van de verschillende keuzes die er te maken zijn en biedt ook inspiratie voor het verankeren van die keuzes. De participatieverordeningen waar wij tot nu toe een bijdrage aan hebben geleverd laten in elk geval zien dat de verschillen groot zijn. De verordening van de gemeente Utrecht, die vlak voor kerst ter besluitvorming aan de gemeenteraad aangeboden is, legt de nadruk op het verankeren van het beleid. In de recent vastgestelde verordening van de gemeente Den Haag is juist veel aandacht voor het proces. En dan is er de model participatieverordening van de VNG die zelfs twee varianten voor de invulling van de verordening bevat. Eén variant waarin alleen inwonersparticipatie en het uitdaagrecht aan de orde komt en één variant waarin naast inwonersparticipatie het bredere overheidsparticipatie geregeld is. Sommige gemeenten voegen bovendien nog onderwerpen toe. Zo bevat de participatieverordening van de gemeente Amsterdam ook bepalingen over het biedingsrecht en kiest de gemeente Hengelo ervoor ook bepalingen over het burgerinitiatief op te nemen. De VNG houdt een kaart bij waarop te zien is welke gemeenten al een participatieverordening hebben vastgesteld. De voorbeelden zijn dus makkelijk te vinden.
Heb je vragen over de Wet versterking participatie op decentraal niveau of over de mogelijkheden voor een (nieuwe) participatieverordening? Neem dan contact op met Jurien Korzelius of Eva Kooreman.