Klare taal voor wetgevingsjuristen

Op 9 juni 2023 vindt het Jaarcongres van de Nederlandse Juristen Vereniging (NJV) plaats. Het thema van de preadviezen is ‘Klare taal’. Een zeer interessant thema waar ik als wetgevingsjurist en taalvrijwilliger voortdurend mee bezig ben. ‘Klare taal’ is voor mij nog een vrij vaag begrip. De NJV-website noemt in het aankondigingsbericht van het jaarcongres dat de noodzaak tot helder taalgebruik en duidelijke communicatie in alle domeinen van het recht speelt en dat het zowel de overheid (wetgever, bestuur en rechter) als de private sector raakt.

Dit duidt erop dat klare taal ‘helder taalgebruik en duidelijke communicatie’ omvat. Het gaat dan om de begrijpelijkheid van de communicatie. Vaak wordt gesproken van B1-niveau. Dit is één van de taalniveaus uit het ‘Europees Referentiekader voor de Talen’.[1] Het lees-, schrijf- luister en spreekniveau hoeft daarbij ook niet op één niveau te zijn.

In de rechtspraak is al enige aandacht voor het gebruik van klare taal. Ieder jaar wordt de Klare Taalbokaal uitgereikt aan de rechtbank die de meest begrijpelijke uitspraak heeft geschreven. De rechtbank Amsterdam heeft project Wieb (Wat ik eigenlijk bedoel) gestart om de leesbaarheid en begrijpelijkheid van uitspraken te vergroten. Bij de Rijksoverheid wordt ook rekening gehouden met het taalniveau. Op de website van de Rijksoverheid worden teksten op B1-niveau geschreven.[2] Dit maakt deel uit van het kwaliteitsprogramma van Rijksoverheid.nl. Er wordt zo nu en dan aandacht besteed aan klare taal in wetgeving, maar dit is aanzienlijk minder in het oog springend dan de projecten bij de rechtspraak en het gebruik van klare taal in de overheidscommunicatie.[3]

Als wetgevingsjurist is het voor mij vooral van belang of geschreven wetsteksten en toelichting daarop leesbaar en begrijpelijk zijn. Mijn eerste indruk is dat dit zelden het geval is. Het is vaak ingewikkeld om snel tot de kern van een wet te komen. Het gebruik van juridisch ‘jargon’ is naar mijn mening vaak noodzakelijk om een scherpe afgebakende bepaling te formuleren. Maar, de opbouw en systematiek van een wet zouden kunnen helpen bij de begrijpelijkheid. Het gebruik van opschriften bij artikelen (waarin de inhoud van het artikel beknopt wordt aangeduid) kan hierbij bijvoorbeeld helpen. De Aanwijzingen voor de regelgeving bieden ondersteuning voor deze aspecten van vormgeving.[4]

In de opleiding Rechtsgeleerdheid leren studenten de juridische taal lezen, schrijven en spreken. Juridische duiding van begrippen en ander jargon is dagelijkse kost. Dit is nodig om goed jurist te zijn, maar zorgt naar mijn mening ook voor een drempel in communicatie met niet-juristen. Bewustzijn creëren bij (wetgevings)juristen over deze taalbarrière lijkt mij een mooie eerste stap.

Tijdens het NJV-Jaarcongres hoop ik meer inzicht te krijgen in wat klare taal kan betekenen voor wetgevingsjuristen. In hoeverre is het nu eigenlijk echt van belang dat wetgevingsjuristen zich bezighouden met klare taal in wetgeving? Welke concrete handvatten kunnen worden ingezet? Bieden de Aanwijzingen voor de regelgeving voldoende ondersteuning aan wetgevingsjuristen om begrijpelijke wetgeving te maken? Daarnaast ben ik ook nieuwsgierig naar de manier waarop communicatie kan worden ingezet om begrijpelijkheid van wet- en regelgeving te vergroten.

[1] De Nederlandse TaalUnie heeft een Nederlandse vertaling gemaakt van het Companion volume waarin de Raad van Europa de verschillende taalniveaus beschrijft.

[2] Zie ‘communicatierijk.nl/vakkennis/rijkswebsites/aanbevolen-richtlijnen/taalniveau-b1’.

[3] Zie bijvoorbeeld: E.H. Hondius & H.R.B.M. Kummeling, ‘Klare taal in het staats- en bestuursrecht’ in: G.H. Addink e.a., Grensverleggend Bestuursrecht. Opstellen voor prof.mr. J.B.M.M ten Berge ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar Staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Utrecht, Alphen aan den Rijn: Kluwer 2017; T.A. Cramwinckel, ‘Duidelijke taal: wat heb je eraan?’ RegelMaat 2020-1, p. 6-27 en R. Gerding, ‘Waarom zijn wetten geschreven in taal die bijna niemand snapt?’ slimmermetregelgeving.nl 24 september 2021.

[4] Zie bijvoorbeeld Ar. 3.1; 3.3; 3.53; 3.56 en 3.57.

Vorige
Vorige

Inzicht in het wetgevingsproces

Volgende
Volgende

Handreiking APV en omgevingsplan