Komt er een Sportwet?

Inleiding

Als fanatiek sporter, liefhebber en sinds kort wetgevingsjurist, volg ik met veel persoonlijke interesse de huidige ontwikkelingen om het sportbeleid juridisch vast te leggen. Op dit moment is er (nog) geen Sportwet waarin sportbeleid geregeld is maar op 8 juli 2021 [1] en 1 december 2022 [2] heeft de Tweede Kamer moties aangenomen die, kort gezegd, minister voor Langdurige Zorg en Sport Conny Helder (hierna: minister Helder) oproepen voorbereidingen te treffen voor een Sportwet.[3] Hieronder zal ik voor de lezer kort beschrijven wat er in de aangenomen moties staat, op welke wijze minister Helder hiermee aan de slag is gegaan en wat laatste gebeurtenissen zijn in dit dossier. Voor het overzicht heb ik de belangrijkste stappen chronologisch uitgewerkt. 

8 juli 2021 - Motie Van der Laan 

De basis van de aangenomen motie van Tweede Kamerlid Van der Laan c.s. is dat iedereen in Nederland de kans moet hebben om te kunnen sporten en bewegen in een veilige en toegankelijke omgeving.[4] Om deze doelen te realiseren stellen zij dat een Sportwet van meerwaarde kan zijn om meer mensen te laten sporten en bewegen, dit zal tot gevolg hebben dat Nederland fitter, gezonder en weerbaarder wordt.[5] De motie Van der Laan c.s. verzoekt hierom de regering voorbereidingen te treffen voor een Sportwet.[6] De voorbereidingen moeten bestaan uit een verdiepingsslag naar wat de mogelijke reikwijdte en effecten van de wet zijn en waarbij wordt onderzocht wat de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van sport zou moeten zijn.[7] Daarnaast moet worden uitgezocht op welke wijze de overheden, ondernemers, sportbonden en -verenigingen zich tot elkaar verhouden.[8] Verder moet worden geanalyseerd wat de aansluiting is met de bestaande wetgeving, daarbij wordt gedacht aan onder meer de Wet publieke gezondheid en het Burgerlijk Wetboek.[9] Tot slot wordt de regering verzocht de Tweede Kamer mee te nemen in het proces naar een Sportwet en haar periodiek over de stand van zaken te informeren.[10]

16 mei 2022 – Kamerbrief minister Helder 

Minister Helder is verantwoordelijk voor het sportbeleid en daarmee een sleutelfiguur voor de ontwikkeling van dit beleid. Zij heeft de Tweede Kamer op 16 mei 2022 geïnformeerd over de stand van zaken van het verwezenlijken van een Sportwet.[11] Minister Helder heeft toen aangegeven dat de sportsector is ontstaan door mensen die graag samen met elkaar in clubverband willen sporten en daarbij zelf de organisatorische taken en financiering op zich hebben genomen.[12] Vervolgens zijn er allerlei rol- en taakverdelingen ontstaan tussen de sporters, sportorganisaties, sportaanbieders en verschillende overheden.[13] Volgens minister Helder was er in beginsel in de sportsector dus geen rol voor de overheid weggelegd, maar is deze er gaandeweg gekomen.  
 
Minister Helder onderschrijft de wens van de Tweede Kamer om het bereik van de sport te vergroten en de vaststelling dat een heldere verantwoordelijkheidsverdeling op basisvoorwaarden zoals kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid nodig is.[14] Zij sluit zich aan bij de constatering van de Tweede Kamer dat de huidige situatie in de sportsector te vrijblijvend is om ambities te stellen voor het behalen van de beweegdoelstellingen en het werken aan de kansengelijkheid.[15] Minister Helder zal de regierol pakken om tot een nieuwe inrichting van de sportsector te komen en volgt daarmee het advies van de Nederlandse Sportraad[16] en de wens vanuit de sport.[17]  

Voorbereidingen voor een Sportwet 

Bij de voorbereidingen voor een Sportwet zijn de door in de motie Van der Laan c.s. genoemde onderwerpen gebruikt voor de verdiepingsslag bestaande uit drie fases. In de eerste fase is gekeken naar de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de sport. De knelpunten van dit moment op deze gebieden zijn in kaart gebracht en uitgewerkt in een ‘knelpuntenkaart’.[18] In de tweede fase is met vertegenwoordigers uit de sportsector gesproken over oplossingsrichtingen voor de geïnventariseerde knelpunten en aan hen is de vraag gesteld: ‘wat moet er geregeld worden en wie is daarvoor aan zet?’.[19] Daarbij heeft de sportsector aangegeven dat zij over de sectoren heen wil samenwerken, de jeugd en jongvolwassene wil bereiken en vasthouden en op korte termijn de sociale veiligheid binnen de sport wil vergroten.[20] In de derde fase is aan bestuurskundige experts de vraag gesteld wat de beste verhouding is tussen overheden, sportaanbieders, verenigingen, bonden en (niet) sporters voor het verbeteren van de kwaliteit, veiligheid, toegankelijkheid en bereik van de sport.[21]

Op basis van de verzamelde knelpunten hebben onderzoekers van de Universiteit Utrecht en GovernEUR expert- en werksessies met relevante stakeholders[22] georganiseerd en documentstudies uitgevoerd. De conclusie van dit onderzoek is dat er een noodzaak bestaat om gezamenlijke stappen te zetten maar dat een brede Sportwet op dit moment niet lijkt bij te dragen aan het oplossen van de serieuze problemen van onder meer de toegankelijkheid, veiligheid en kwaliteit.[23] Deze conclusies worden gedeeld door de Vereniging Sport en Gemeenten, de provincies, NOC*NSF, het Platform Ondernemende Sportaanbieders en Maatschappelijke Organisaties in de Sport, zolang de uitdagingen waar de sportsector mee te maken heeft aandacht krijgen.[24] 

21 november 2022 - Instrumentkeuze minister Helder 

Op 21 november 2022 heeft minister Helder bij Kamerbrief medegedeeld dat zij op grond van de uitkomsten van de gemaakt verdiepingsslag heeft besloten om gericht instrumenten in te zetten om de vereiste ambitieuze stappen te zetten om de toegankelijkheid, veiligheid en kwaliteit in de sport te vergroten.[25] De te zetten stappen gaan volgens minister Helder namelijk niet over het vastleggen van de rollen en verantwoordelijkheden in een stelsel- of systeemwet.[26] Minister Helder zal de Beweegalliantie, Normering voor toegankelijkheid, veiligheid en kwaliteit, Brede Regeling Combinatiefuncties en de doorontwikkeling van het Sportakkoord inzetten als instrumenten om de gestelde te doelen te behalen.[27] 

1 december 2022 - Motie Van Nispen en Van der Laan  

De Tweede Kamer heeft op 6 december 2022 een nieuwe motie aangenomen die is ingediend door Van Nispen gezamenlijk met Kamerlid Van der Laan.28 In de motie wordt geconstateerd dat ‘de regering vooralsnog niet van plan lijkt’ om aan de slag te gaan met de motie Van der Laan c.s. van 8 juli 2021 om toe te werken naar een landelijke Sportwet en de regering wordt wederom verzocht om een Sportwet uit te werken.[29] De nieuw ingediende motie is een herbevestiging van de motie Van der Laan c.s. en spreekt uit dat een Sportwet van belang is omdat daarin de rollen en verantwoordelijkheden van overheden en de sportbranche uitgewerkt kunnen worden en de doelen op het gebied van toegankelijkheid, tegengaan van bewegingsarmoede en ongelijkheid kunnen worden gesteld.[30] De Tweede Kamer heeft hiermee laten blijken dat zij het niet eens is met de beslissing van minister Helder om geen Sportwet uit te werken en heeft haar eigenlijk opnieuw dezelfde opdracht gegeven. De nieuw aangenomen motie lijkt wel een breder toepassingsbereik te hebben dan de motie Van der Laan c.s., omdat de doelen omtrent het tegengaan van bewegingsarmoede en ongelijkheid expliciet worden toegevoegd. 

Op 13 december 2022 heeft minister Helder op verzoek van Kamerlid Van Nispen schriftelijk gereageerd op de door hem ingediende motie.[31] Zij heeft aangegeven dat zij deze motie ontraden heeft, omdat uit de uitkomsten van de verdiepingsslag blijkt dat een alomvattende Sportwet geen toegevoegde waard heeft.[32] Uit de beslisnota bijgevoegd bij de Kamerbrief volgt dat de overweging vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is dat wetgeving alleen maar haalbaar is, indien daarin dan duidelijk inhoudelijke en/of procedurele rechten en plichten voor overheden en/of burgers worden vastgesteld.[33] Hieruit kan naar mijn mening worden afgeleid dat het ministerie haar twijfels heeft of wetgeving wel het juiste instrument is om de doelen uit de moties te behalen.  

Minister Helder heeft in dezelfde Kamerbrief de toezegging gedaan dat zij voor de zomer van 2023 met een Kamerbrief komt waarin de hoofdlijnen over wetgeving op het gebied van sport worden geschetst.[34]  

5 april 2023 - Commissiedebat 

Tijdens het commissiedebat van 5 april 2023 heeft minister Helder herhaald dat zij voor de zomer een hoofdlijnenbrief over wetgeving op het gebeid van sport naar de Tweede Kamer zal sturen.[35] In deze brief zullen onder meer de thema’s veiligheid, kwaliteit en toegankelijk worden besproken.[36] Daarbij wordt gekeken of het nodig is om de rollen en verantwoordelijkheden in sport vast te leggen en wordt de mogelijkheid onderzocht of wetgeving vereist is voor veiligheidsnormen ten aanzien van organisaties en mensen.[37] Om de veiligheid in sport te waarborgen is minister Helder inmiddels begonnen met het opstellen van een onafhankelijk integriteitscentrum, of hiervoor wetgeving nodig is moet nog blijken.[38]

Conclusie 

Het is nog onduidelijk of er een Sportwet komt en wat daarin eventueel geregeld zal worden. Op basis van de uitgevoerde verdiepingsslag heeft minister Helder geconcludeerd dat een stelsel- of systeemwet er niet voor zorgt dat de toegankelijkheid, veiligheid en kwaliteit in de sport worden vergroot. Op dit moment ziet minister Helder niet de meerwaarde om het beleid via wetgeving te regelen. De Tweede Kamer is het daar mee oneens en heeft als reactie hierop nogmaals een motie aangenomen waarin zij wordt opgeroepen om alsnog een Sportwet uit te werken. De omvang van de opdracht die zij van de Tweede Kamer heeft gekregen is groter geworden, doordat de aangenomen motie Van Nispen een herformulering is van de motie Van der Laan c.s. De motie wordt namelijk herbevestigd en breder geformuleerd. Door de nieuwe motie zal minister Helder, kort gezegd, naast het moeten waarborgen van de toegankelijkheid, veiligheid en kwaliteit van sport ook doelen moeten stellen om bewegingsarmoede en ongelijkheid tegen te gaan. Het zal interessant zijn om te zien op welke wijze minister Helder de voorgenomen ambities van de Tweede Kamer vorm zal geven en of dit leidt tot een Sportwet. 

Het staat vast dat de Tweede Kamer niet terug stapt voor een wedstrijd touwtrekken met minister Helder als de moties niet worden uitgevoerd en dus de doelen niet behaald worden. De hoofdlijnen brief omtrent de wetgeving over sport wacht ik met interesse af en ik zal de lezer via dit platform hierover informeren. Graag tot de volgende. 

[1] Tweede Kamer, Stemmingen moties Sportbeleid, 8 juli 2021, 99-82-1.

[2] Tweede Kamer, Stemmingen moties Begrotingsonderdeel Sport en Bewegen 2023, 6 december 2022, 31-14-1.

[3] Kamerstukken II 2020-21, 30234, nr. 268 & Kamerstukken II 2022-23, 36 200 XVI, nr. 179.

[4] Kamerstukken II 2020-21, 30234, nr. 268.

[5] Kamerstukken II 2020-21, 30234, nr. 268.

[6] Kamerstukken II 2020-21, 30234, nr. 268.

[7] Kamerstukken II 2020-21, 30234, nr. 268.

[8] Kamerstukken II 2020-21, 30234, nr. 268.

[9] Kamerstukken II 2020-21, 30234, nr. 268.

[10] Kamerstukken II 2020-21, 30234, nr. 268.

[11] Kamerstukken II 2021-22, 30234, nr. 300.

[12] Kamerstukken II 2021-22, 30234, nr. 300.

[13] Kamerstukken II2021-22, 30234, nr. 300.

[14] Kamerstukken II 2021-22, 30234, nr. 300.

[15] Kamerstukken II 2021-22, 30234, nr. 300.

[16] Nederlandse Sportraad, De opstelling op het speelveld, November 2020, NLsportraad 2020-10.

[17] Kamerstukken II 2021-22, 30234, nr. 300.

[18] Bijlage bij Kamerstukken II 2021-22, 30234, nr. 300.

[19] Kamerstukken II 2021-22, 30234, nr. 300, p. 2.

[20] Kamerstukken II 2021-22, 30234, nr. 300, p. 2.

[21] Kamerstukken II 2021-22, 30234, nr. 300, p. 2.

[22] Sportbonden, commerciële aanbieders, NOC*NSF, gemeenten, provinciale sportservice, het Openbaar Ministerie en het fonds gehandicaptensport.

[23] GovernEUR/Universiteit van Utrecht (2022). Governance bouwstenen voor een toekomstbestendig sportstelsel, p. 5.

[24] Kamerstukken II 2022-23, 30234, nr. 329, p. 3.

[25] Kamerstukken II 2022-23, 30234, nr. 329, p. 3.

[26]Kamerstukken II2022-23, 30234, nr. 329, p. 3.

[27] Kamerstukken II 2022-23, 30234, nr. 329, p. 3.

[28] Tweede Kamer, Stemmingen moties Begrotingsonderdeel Sport en Bewegen 2023, 6 december 2022, 31-14-1.

[29] Kamerstukken II 2022-23, 36 200 XVI, nr. 162.

[30] Kamerstukken II 2022-23, 36 200 XVI, nr. 162.

[31] Kamerstukken II 2022-23, 36 200 XVI, nr. 179.

[32] Kamerstukken II 2022-23, 36 200 XVI, nr. 179.

[33] Beslisnota bij Kamerbrief uitvoering van moties ingediend bij Wetgevingsoverleg Sport en Bewegen 2022, p.1.

[34] Kamerstukken II 2022-23, 36 200 XVI, nr. 179.

[35] Kamerstukken II 2022-23, 30234, Ongecorrigeerd Stenogram – concept verslag commissiedebat vaste commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 april 2023, p. 44 en 45.

[36] Kamerstukken II2022-23, 30234,Ongecorrigeerd Stenogram – concept verslag commissiedebat vaste commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 april 2023, p. 44 en 45.

[37] Kamerstukken II 2022-23, 30234, Ongecorrigeerd Stenogram – concept verslag commissiedebat vaste commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 april 2023, p. 44 en 45.

[38] Kamerstukken II2022-23, 30234,Ongecorrigeerd Stenogram – concept verslag commissiedebat vaste commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 april 2023, p. 44 en 45.

Vorige
Vorige

Handreiking APV en omgevingsplan

Volgende
Volgende

Voorzieningen op verzorgingsplaatsen