Heldere taal in wetten
Naar aanleiding van het NJV-jaarcongres over klare taal hebben wij eerder stilgestaan bij de vraag wat ‘klare taal’ voor het werk als wetgevingsjurist zou kunnen betekenen. Op 9 juni waren we bij de presentatie van de NJV-preadviezen op het jaarcongres. Wij zien in de preadviezen bruikbare inzichten voor wetgevingsjuristen. In dit blogpost delen wij onze gedachtes daarover.
Eerst staan wij kort stil bij enkele bijdragen waarin klare taal in wetgeving centraal staat. Vervolgens staan wij per preadvies stil bij enkele aandachtspunten die relevant zijn voor de wetgevingsjurist.
Aandacht voor klare taal in wetgeving
De notie dat een wet begrijpelijk moet zijn is zeker niet nieuw. De NJV-bijdrage van Corjo Jansen herinnert ons er bovendien aan dat aandacht voor klare taal ook voor de NJV geen onbesproken onderwerp is. Al in 1912 was er kritiek op de taal en stijl van wetten en werd een taalcommissie ingesteld om daar iets aan te doen.[1] Ook recent bestaat aandacht voor duidelijke wetgeving. De Academie van Wetgeving heeft enkele jaren geleden Gert Jan Veerman (emeritus hoogleraar wetgeving en wetgevingskwaliteit) gevraagd hoe de wetgevingsjurist de burger beter kan bereiken.[2] Het essay beschrijft dat alle pogingen om de wetstaal te vereenvoudigen uiteindelijk hebben geleid tot de elfde versie van de Aanwijzingen voor de regelgeving.[3]
Het is echter de vraag in hoeverre het ideaal van heldere wetten haalbaar is. Volgens Veerman kent een duidelijke wet grenzen. Ook dit is eerder betoogd; Veerman haalt Cras aan die ruim een eeuw geleden al meende dat een wet nooit voor iedereen begrijpelijk zou kunnen zijn.[4] Zijlstra heeft een vergelijkbare mening en vindt dat het een illusie is dat wetten in een lezing begrijpelijk zouden kunnen zijn voor burgers.[5] Zijlstra vindt met name van belang dat de rechtspraktijk in het oog wordt gehouden tijdens het schrijven van de wet aangezien juristen met de wet moeten kunnen werken.[6]
Complexe werkelijkheid
In de wetgevingspraktijk ervaren we dat het begrijpelijk opstellen van een wet een uitdaging kan zijn. Vaak is de werkelijkheid die de wet beoogt te normeren complex. Als er veel verschillende omstandigheden zijn waar rekening mee moet worden gehouden bevat de wet regelmatig een hoger detailniveau. Denk hierbij bijvoorbeeld aan relatievermogensrecht waarin alle mogelijke samenlevingsvormen moeten worden genormeerd. Daarnaast kan het onderwerp van de wettelijke regeling zelf complex zijn door technische termen die worden gebruikt zoals bij de zojuist ingediende Energiewet die maar liefst 13 pagina’s aan begripsbepalingen nodig heeft. In andere gevallen kan een wet helder opgeschreven zijn, maar kan duidelijkheid en begrijpelijkheid na amendementen verdwijnen.[7] Dit is natuurlijk niet altijd het geval. Amendementen kunnen er ook voor zorgen dat wetten duidelijker en begrijpelijker worden.
Bespreking van de preadviezen
Het ambacht van de wetgevingsjurist omvat onder meer het zo helder mogelijk structureren van informatie in regels. Klare taal mag daarbij volgens ons niet uit het oog worden verloren. Maar hoe doe je dat? Hieronder gaan wij in op enkele aandachtspunten voor de wetgevingsjurist die in de preadviezen naar voren komen.
Aandachtspunten preadvies ‘Begrijpelijke overheidscommunicatie’
Cramwinckel, Pander Maat en Sanders ontwikkelen in hun preadvies een evaluatiekader voor communicatie over de uitvoering van wetgeving door de overheid. Het preadvies focust op de uitvoeringscommunicatie van de Belastingdienst, vanwege het massale karakter van de administratieve verplichtingen die in het belastingrecht op burgers rusten. Voor het ontwikkelen van dit kader leggen de auteurs onder andere het begrip “leessituatie” uit. Dit komt in het kort neer op een leestaak die een bepaalde lezer moet uitvoeren.
Het begrip van de leessituatie leert ons dat het van belang is om de doelgroep van wetgeving in het achterhoofd te houden. Denk bijvoorbeeld aan subsidieregelingen, waarbij het evident van belang is de doelgroep helder voor ogen te hebben omdat het in dit soort regelingen gaat om aanspraken die worden toegekend. Het moet immers duidelijk zijn wie een subsidie kan aanvragen en onder welke voorwaarden dit kan.
Een ander interessant punt uit het preadvies over begrijpelijke overheidscommunicatie is dat de auteurs een brief van de Belastingdienst herschrijven. De ingrepen zien voornamelijk op de opbouw. Het toevoegen van een inleiding, alinea’s en kopjes maken de verschillende doelen van de tekst duidelijker.
Als we hetzelfde zouden doen voor wetten, merken wij op dat het veranderen van de opbouw van een bepaling of het zelfs opknippen van bepalingen de begrijpelijkheid en leesbaarheid van een wet kan verbeteren.
Aandachtspunten preadvies ‘Zo goed en helder en menselijk mogelijk. Een pleidooi voor sprekende uitspraken’
In het preadvies ‘Zo goed en helder en menselijk mogelijk’ presenteren Van der Bruggen en Verburgh rechterlijke uitspraken als een ‘genre’. Zij schrijven over genreanalyse als een wetenschappelijke discipline. Genreanalyse laat zien wat gebruikelijk is in een bepaald genre, of anders gezegd: hoe de communicatieve doelen van een tekst binnen dat genre gewoonlijk worden nagestreefd. Een genre kent vaste kenmerken en eisen. Voor de rechtspraak betogen de preadviseurs dat formats, modellen met voorgeschreven kopjes en standaardtekstblokken de duidelijkheid van de tekst het sterkst tegenwerken .
In navolging van de preadviseurs kan wetgeving ook worden benaderd als genre. Ook daar bestaan vaste kenmerken en eisen, zoals de Aanwijzingen voor de regelgeving. Onze eerste indruk is dat bij wetgeving het gebruik van formats, kopjes en standaardtekstblokken helpen bij het duidelijk structureren van de wet. Belangrijk is om op te merken is dat er geen uitgebreide aanwijzingen zijn over hoe het ‘lichaam’ (lees: daadwerkelijke inhoud) van een regeling het beste kan worden gestructureerd. Dit vergt inzet, creativiteit en logisch nadenken van de wetgevingsjurist zelf. Het structureren en helder formuleren van informatie in de format van een wet is daardoor relatief vormvrij. Juist deze vormgevingsaspecten kunnen samen met het streven naar klare taal in de wet zorgen voor duidelijke en heldere wetgeving.
Van der Bruggen en Verburgh benoemen dat het bij begrijpelijk schrijven niet gaat om een beetje oppoetsen van een tekst waarbij achteraf de retorica wordt toegepast. Daarvoor is een veel diepere acceptatie van het streven naar klare taal nodig. Toegespitst op de rechtspraak moet de rechter de hele uitspraak uitdenken, opbouwen en beargumenteren vanuit de intrinsieke motivatie om een zo groot mogelijk publiek te laten zien waarom haar beslissing deugt.
Wij zijn van mening dat dit een-op-een toegepast kan worden op de praktijk van de wetgevingsjurist. Daarmee bedoelen we dat het een goede praktijk zou zijn als wetgevingsjuristen tijdens het gehele wetgevingsproces blijven ambiëren om een zo groot mogelijk publiek mee te nemen. Zo zou je kunnen beargumenteren dat dit al op het beleidsdepartement begint, wanneer beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen samenwerken om tot een helder wetsvoorstel te komen.
Aandachtspunten preadvies ‘Duidelijk en begrijpelijk. Over teksten en transactiebesluiten in het privaatrecht’
Tot slot willen wij kort stilstaan bij het preadvies over teksten en transactiebesluiten in het privaatrecht van Van Boom. Hij benoemt allerlei punten die een tekst duidelijker kunnen maken zoals het vermijden van jargon, versimpeling van zinsbouw, verkorten van zinslengte en het vermijden van dubbele ontkenningen. Hij betoogt dat we geen wonderen kunnen verwachten van tekstvereenvoudiging. De context waarin de tekst gelezen wordt kan maken dat er véél meer nodig is dan alleen tekstvereenvoudiging. Het gaat dan bijvoorbeeld om de situatie waar een lezer zich in bevindt of de opvattingen die een lezer heeft. Desondanks pleit Van Boom wel voor het stimuleren van klare taal in privaatrechtelijke verhoudingen. Alle beetjes helpen.
Dit geldt natuurlijk ook voor wetgeving. Wetgeving wordt in verschillende contexten gelezen en klare taal kan helpen bij begrijpelijkheid. Het feit dat dit niet alle problemen met wetgeving oplost betekent niet dat we klare taal uit het oog kunnen verliezen.
Concluderend
Het jaarcongres van de NJV heeft ons aan het denken gezet over klare taal in de juridische praktijk, in het bijzonder de wetgeving. De preadviezen hebben ons geïnspireerd om verder na te denken over kansen voor klare taal in wetgeving. Heeft u hier (andere) gedachten over? Laat het ons vooral weten.
Neem contact op met Eva Kooreman of met Myra Bledoeg.
[1] C. Jansen, De Nederlandse Juristen-Verening en taal. Over de kloof tussen recht en volk aan het einde van de 19e eeuw en in het begin van de 20e eeuw.
[2] G.J. Veerman, Hoe bereik je als wetgever de burgers – een essay, 2018.
[3] G.J. Veerman, Hoe bereik je als wetgever de burgers – een essay, 2018, p. 32.
[4] G.J. Veerman, Hoe bereik je als wetgever de burgers – een essay’, 2018, p. 35.
[5] S.E Zijlstra, Wetgeven. Handboek voor de centrale en decentrale overheid 2012, p. 385-388.
[6] S.E Zijlstra, Wetgeven. Handboek voor de centrale en decentrale overheid 2012, p. 385-388.
[7] Zie bijvoorbeeld het wetsvoorstel ‘wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1, of een directe dreiging daarvan’, waarbij de procedure flink op de schop gegaan door verschillende amendementen om de parlementaire betrokkenheid te vergroten. Inhoudelijk wellicht winst, maar voor de begrijpelijkheid van de wetstekst een achteruitgang (dossiernummer 36194).